Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVvP

vrijdag 12 april 2013 15:45 - 17:15u

S66.2 Match of mismatch: combinatie ouder- en kind autismespectrumstoornissen (ASS) en Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD) symptomen in relatie tot het gezinsfunctioneren

Oerlemans, A.M., Meer, J.M.J. van der, Steijn, D.J. van, Ruiter, S.W. de, Bruijn, Y.G.E. de, Sonneville, L.M.J. de, Buitelaar, J.K., Rommelse, N.N.J.

Locatie(s): 2.1 Colorado

Categorie(ën): Diagnostiek; Neurowetenschappen; Psychotherapie; Symposium

ACHTERGROND

Autismespectrumstoornissen (ASS) en Aandachtstekort Hyperactiviteitstoornis (ADHD) zijn beide sterk erfelijk bepaalde neuropsychiatrische aandoeningen. Onderzoek heeft aangetoond dat er cognitieve en genetische overeenkomsten zijn tussen ASS en ADHD, maar er zijn nog weinig studies die zich toespitsen op het ontrafelen van de gedeelde etiologie van beide stoornissen. Het identificeren van cognitieve endofenotypen in ASS en ADHD is een eerste stap in deze richting. Uit de literatuur komt naar voren dat zowel autisme als ADHD gekenmerkt wordt door problemen in het sociaal functioneren. Dit maakt dat sociale cognitie een veelbelovende kandidaat is voor onderzoek naar endofenotypen in ASS en ADHD.

 

DOEL

Onderzoeken of emotieherkenning (een aspect van sociale cognitie) een cognitief endofenotype is in ASS en ADHD.

 

METHODE

Emotieherkenning werd getest met twee taken (het herkennen van gezichtsuitdrukkingen en het herkennen van emoties ‘in de stem’ (affectieve prosodie)) bij 91 kinderen met ASS (36 met en 55 zonder comorbide ADHD), 81 onaangedane broers/zussen en 136 controlekinderen, in de leeftijd van 5 tot 13 jaar.

 

RESULTATEN

Uit de resultaten kwam naar voren dat kinderen met ASS significant slechter scoorden op beide emotieherkenningstaken dan hun onaangedane broertjes en zusjes en dan gezonde controlekinderen. Dit effect was met name zichtbaar voor ‘negatieve’ emoties (boosheid en angst). De aanwezigheid van comorbide ADHD versterkte de problemen, vooral voor het herkennen van affectieve prosodie. Onaangedane broers/zussen presteerden vergelijkbaar met de controlegroep op beide taken.

 

CONCLUSIES

Onze resultaten suggereren dat problemen in emotieherkenning specifiek zijn voor kinderen met ASS en niet gedeeld worden met hun onaangedane broers/zussen. Mogelijk zou emotieherkenning een rol kunnen spelen in de zoektocht naar factoren die verklaren waarom het ene kind in het gezin ASS ontwikkelt en het andere kind (met een verhoogd risico op ASS) niet. Verder suggereren onze resultaten dat kinderen met comorbide ASS en ADHD de meeste emotieherkenningsproblemen laten zien.