Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVvP

woensdag 10 april 2013 13:45 - 15:15u

S9.4 Verstoring van reconsolidatie door elektroconvulsieve therapie

Kroes, M.C.W., Wingen, G.A. van, Waarde, J.A. van, Strange, B.A., Tendolkar, I., Fernández, G.S.E.

Locatie(s): Pieter Baan Zaal

Categorie(ën): Farmacotherapie; Neurowetenschappen; Symposium

Reconsolidatie stelt dat een geheugenspoor gevoelig wordt voor verstoring na reactivatie. Verstoring van reconsolidatie maakt het mogelijk om traumatische herinneringen uit te wissen, hetgeen terugval voorkomt. Het reconsolidatieproces zou zodoende een basis kunnen vormen voor therapeutische interventies die gericht zijn op het selectief afzwakken van traumatische herinneringen. Een voorwaarde voor dit theoretische perspectief is een demonstratie van een selectieve verstoring van episodische herinneringen na reactivatie. Tot nu toe mist causale evidentie dat reconsolidatie van episodische herinneringen kan worden verstoord door directe interferentie met hersenactiviteit.

Zodoende was onze studie gericht op het verkrijgen van causale evidentie dat perturbatie van hersenfunctie door middel van elektroconvulsietherapie (ECT) leidt tot een verstoring van reconsolidatie van episodische herinneringen bij mensen. Drie groepen patiënten (A, B, C) met unipolaire depressie werden twee audiovisuele, emotionele, episodische verhalen aangeleerd. Een week later werd het geheugen voor een van de twee verhalen gereactiveerd. Onmiddellijk na reactivatie werden patiënten in groepen A en B onder anesthesie gebracht en ontvingen ECT. In groep A werd geheugen getest na 24 uur, en nogmaals zeven dagen na reactivatie. In groep B werd geheugen onmiddellijk na herstel van anesthesie getest. In groep C werd het geheugen gereactiveerd en 24 uur later getest, maar deze patiënten ondergingen geen ECT tussen de reactivatie en de test. De resultaten onthullen dat ECT amnesie veroorzaakt aangezien groep A en B een algemene geheugenverstoring laten zien ten opzichte van groep C.

 

Belangrijker, alleen groep A laat een grotere verstoring zien van de gereactiveerde herinneringen vergeleken met niet-gereactiveerde herinneringen. Hiermee leveren we causaal bewijs dat interferentie met hersenfunctie na geheugenreactivatie de reconsolidatie van episodische herinneringen kan verstoren, en dat dit effect tijdsafhankelijk is. Deze resultaten geven steun aan de ontwikkeling van behandelmethoden die erop gericht zijn herinneringen voor traumatische ervaringen te veranderen na geheugenreactivatie.