Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVvP

woensdag 10 april 2013 15:30 - 17:00u

S13.4 Laat een depressie sporen na? Verborgen littekenvorming bij depressie

Elgersma, H.J.

Locatie(s): Johannes Ramaer Zaal

Categorie(ën): Psychotherapie; Symposium

TOELICHTING

Depressie gaat gepaard met een hoog risico op terugval. Cognitieve theorieën wijzen op het belang van negatieve schema's bij het ontstaan en voortbestaan van depressie. De huidige cognitieve therapiebehandeling (CT) richt zich onder meer op deze schema's.

Een recente ontwikkeling in de informatieverwerkingstheorie maakt onderscheid tussen expliciete, willekeurige 'bewuste' en meer automatische 'onbewuste' geactiveerde cognities (Gawronski & Bodenhausen, 2006). In een acute fase van een depressie spelen expliciete cognities een rol, en mogelijk spelen impliciete associaties met name een rol bij terugval.

Om de verhoogde kwetsbaarheid voor terugval bij depressie beter te kunnen begrijpen is het belangrijk om te onderzoeken of er bij herstelde mensen (die niet meer verhoogd scoren op expliciete maten) sprake is van disfunctionele automatische associaties. Daarnaast is het van belang te onderzoeken hoe het komt dat de kwetsbaarheid voor terugval toeneemt met de duur van de symptomen en het aantal episodes.

We veronderstellen dat de duur van de depressieve symptomen resulteert in een toename van disfunctionele automatische associaties ('verborgen littekens'), die op hun beurt mensen meer kwetsbaar maken voor het ontwikkelen van een volgende depressieve episode (Risch, 2010).

 

RESULTATEN

In deze presentatie bespreken we de eerste resultaten uit de NESDA-studie (N=2981, een multicenterbeloopstudie). In een retrospectieve analyse vinden wij dat het aantal depressieve episoden in het verleden tijdens de baseline-meting niet voorspellend was voor de sterkte van de automatische associatie. In een prospectieve benadering voorspelt een langere duur van depressieve symptomen echter significant een sterkere automatische associatie tussen zelf en depressie.

 

CONCLUSIE

Hiermee vinden we ondersteuning voor de littekenhypothese dat de duur van depressieve symptomen sporen nalaat die de kwetsbaarheid voor volgende episodes vervolgens vergroot. Een korte eenvoudige computertaak kan deze kwetsbaarheid opsporen. Implicaties voor de huidige behandeling van depressie en voor preventie van terugval worden besproken.