Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVvP

donderdag 11 april 2013 13:45 - 15:15u

S28.1 Discontinuïteit van anticoagulantia-therapie tijdens opname in een psychiatrisch ziekenhuis

Abdullah-Koolmees, H., Gerbranda, T., Deneer, V.H.M., Tjoeng, M.M., Ridder, A.J.M. de, Gardarsdottir, H., Heerdink, E.R.

Locatie(s): 0.2 Berlin / 0.3 Copenhagen

Categorie(ën): Bijscholing; Diagnostiek; Epidemiologie; Farmacotherapie; Symposium

ACHTERGROND

Psychiatrisch patiënten gebruiken veel medicatie, waaronder anticoagulantia. Continueren van de anticoagulantia-therapie is belangrijk ter profylaxe van een thrombo-embolie. Als een patiënt wordt opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, kan het continueren van de anticoagulantia-therapie in gevaar komen. Ongeacht de reden van de ziekenhuisopname wordt de medicatie in sommige gevallen gestopt vanwege de psychiatrische gesteldheid van de patiënt en de betrokkenheid van diverse zorgverleners in de patiëntenzorg.

 

METHODE

We hebben een retrospectieve cohortstudie uitgevoerd bij patiënten die een cumarinederivaat gebruikten en werden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Gegevens over patiëntkarakteristieken, cumarinegebruik en International Normalized Ration-metingen (INR) zijn verzameld. Discontinuïteit van anticoagulantia-therapie was gedefinieerd als: geen orale anticoagulantia-verstrekking gedurende de eerste zeven dagen van de hospitalisatie en/of geen INR-bepaling tijdens de hospitalisatie. Relatieve risico’s (RR) van discontinuïteit van anticoagulantia-therapie, overall en gestratificeerd door patiëntkarakteristieken, was bepaald met Cox-regressieanalyse.

 

RESULTATEN

Van de 111 patiënten was er bij 24,3% sprake van discontinuïteit van anticoagulantia-therapie. Voor 17,1% van de patiënten was er geen orale anticoagulantia verstrekt tijdens de eerste week en bij 13,5% was er geen INR bepaald tijdens de ziekhuisopname.

CONCLUSIE

Opname in een psychiatrisch ziekenhuis leidt tot discontinuïteit van anticoagulantia-therapie in 24,3% van de patiënten, het risico op discontinuïteit was het hoogst in patiënten opgenomen in niet-psychogeriatrische afdelingen. Meer onderzoek is nodig om de klinische impact van deze uitkomst te evalueren.