Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVvP

donderdag 11 april 2013 17:30 - 19:00u

S44.1 Angst en depressie in gezinnen

Middeldorp, C.M., Fagel, S.S.A.A., Dieleman, G., Groen, L.F., Bartels, M., Batelaan, N., Kolman, A., Verhulst, F.C., Lindauer, R.J.L., Boomsma, D.I.

Locatie(s): 0.4 Brussels / 0.5 Paris

Categorie(ën): Epidemiologie; Neurowetenschappen; Psychotherapie; Symposium

ACHTERGROND

Het is bekend dat gezinsleden van iemand met een psychische aandoening een verhoogd risico hebben op psychische klachten. Verder laten twee studies zien dat als depressieve moeders of depressieve adolescenten succesvol worden behandeld, hun kinderen of respectievelijk hun moeders minder psychische klachten hebben na afloop van de behandeling (1,2).

 

DOEL

Vaststellen hoe vaak ouders van kinderen die worden aangemeld bij een polikliniek kinder- en jeugdpsychiatrie een angst- of een depressieve stoornis hebben, en op basis hiervan een voorstel doen voor verbetering van de behandeling.

 

METHODEN

Op drie verschillende afdelingen kinder- en jeugdpsychiatrie in Amsterdam (GGZ inGeest en de zorglijnen emotionele stoornissen en autismespectrumstoornissen van de Bascule) werden ouders gescreend op psychische klachten met de Adult Self Report (ASR). Op de afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie van het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam werd eveneens de ASR afgenomen bij ouders.

 

RESULTATEN

In 2 jaar tijd hebben in Amsterdam 171 moeders en 121 vaders de ASR ingevuld. Dit is een respons van ongeveer 30% van de ouders. Het blijkt dat 21% van de vaders en 22% van de moeders (sub)klinisch scoren op een schaal die angst en/of depressie meet. Dit is ongeacht de diagnose van het kind.

In Rotterdam hebben 364 moeders en 309 vaders een ASR ingevuld. Hiervan moet nog worden bekeken hoeveel ouders (sub)klinisch scoren op de angst- en depressieschalen.

 

CONCLUSIE

De eerste resultaten van deze studie suggereren dat angst- en depressieve klachten vaker dan gemiddeld voorkomen bij vaders en moeders wiens kind is aangemeld op een afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie. Dit dient nog te worden gerepliceerd in de Rotterdamse gegevens. Op basis van de eerste resultaten is al wel besloten om een pilot te starten waarbij deze ouders ook een behandeling aangeboden krijgen die in tijd en plaats wordt gecombineerd met de behandeling van het kind.

 

LITERATUUR

1) Kennard BD, Hughes JL, Stewart SM, Mayes T, Nightingale-Teresi J, Tao R, Carmody T, Emslie GJ: Maternal depressive symptoms in pediatric major depressive disorder: relationship to acute treatment outcome. J Am Acad Child Adolesc Psychiatry 2008; 47(6):694-699

 

2) Pilowsky DJ, Wickramaratne P, Talati A, Tang M, Hughes CW, Garber J, Malloy E, King C, Cerda G, Sood AB, Alpert JE, Trivedi MH, Fava M, Rush AJ, Wisniewski S, Weissman MM: Children of depressed mothers 1 year after the initiation of maternal treatment: findings from the STAR*D-Child Study. Am J Psychiatry 2008; 165(9):1136-1147