Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVVP VJC 2014

woensdag 9 april 2014 13:15 - 13:45

P02 Volgen rechters de behandeladviezen uit de ambulante Pro Justitia-rapportage over volwassenen?

Veer, T. van der, Kempes, M.M., Rinne, T., Koeter, M.W., Brink, W. van den

Voorzitter(s): R.J. van der Gaag

Locatie(s): ExpoFoyer

Categorie(ën):

ACHTERGROND

In Nederland kan behandeling deel uitmaken van het strafrechtelijk oordeel over een verdachte. Het is onbekend in welke mate rechters behandeladviezen uit ambulante Pro Justitia-rapportages (PJ-rapportages) over volwassenen overnemen en welke factoren hierop van invloed zijn. Kennis hierover is belangrijk omdat behandeling kan bijdragen aan recidivepreventie.

 

METHODEN

Van 647 volwassenen met een afgeronde ambulante PJ-rapportage in de periode 1993-1995 en een bekend behandeladvies en vonnis, werden 100 persoons-, delict- en rapportagekenmerken vastgelegd, inclusief informatie over de strafrechtelijke afdoening. Behandeladviezen werden ingedeeld in vier categorieën met een toenemende intensiteit aan zorg en beveiliging.

 

RESULTATEN

Gedragsdeskundigen adviseerden in 7% geen behandeling, 60% ambulante behandeling en 33% klinische behandeling, waarvan 11% terbeschikkingstelling (tbs). De rechter legde aan 27% geen behandeling op, aan 50% ambulante behandeling en aan 23% klinische behandeling, waarvan 9% tbs.

De gemiddelde overeenstemming tussen advies en vonnis bedroeg 70,3% (kappa .53). De overeenstemming binnen de categorieën was: geen behandeling 89%, tbs 79%, ambulante behandeling 72% en klinische behandeling 55%. In 174 gevallen (26,9%) legden rechters een lichter behandelregime op, en in 18 gevallen (2,8%) een zwaarder behandelregime dan geadviseerd. Slechts zeven kenmerken (allochtoon, eerdere en actuele delictkenmerken en een intoxicatie met benzodiazepinen) voorspelden een lichter behandelvonnis (verklaarde variantie 11%), terwijl alleen een heroïne-intoxicatie een zwaarder behandelvonnis dan geadviseerd voorspelde (verklaarde variantie 8%).

Post hoc kwalitatief onderzoek wijst erop dat bij beperkte overeenstemming vaak sprake is van verslavingsgerelateerde problematiek, een toenemende ernst van het delict en/of persoonlijkheidsstoornissen. Daarnaast spelen oorzaken die buiten de competentie van de rapporteur zijn gelegen een rol, zoals de ernst van het delict en de timing van de PJ-rapportage vroegtijdig in het strafproces.

 

CONCLUSIE

De overeenstemming tussen behandeladvies en vonnis is beperkt, behalve bij tbs en incestdader-behandeling. Rechters leggen vaker een lichter dan een zwaarder behandelvonnis op dan geadviseerd. De voorspellende waarde van de onderzochte kenmerken die deze afwijkingen verklaren, is eveneens beperkt, hoewel kwalitatief onderzoek aanknopingspunten oplevert.