Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVVP VJC 2014

woensdag 9 april 2014 14:07 - 14:29

S09.2 De invloed van tics op het beloop van obsessief-compulsieve stoornissen

Vries, F.E. de, Balkom, A.J.L.M. van, Heuvel, O.A. van den, Oppen, P. van, Cath, D.C.

Voorzitter(s): H.J.G.M. van Megen

Locatie(s): Auditorium 2

Categorie(ën):

ACHTERGROND

De tic-gerelateerde obsessief-compulsieve stoornis (OCD+tics) wordt beschouwd als een subtype van OCD, gebaseerd op verschillen in fenotype en genotype. Mogelijk heeft dit subtype een ander klinisch beloop, maar eerdere behandelstudies waren niet eenduidig. De invloed van tics op het naturalistische beloop van een volwassen groep OCD-patiënten is nog niet eerder beschreven.

 

DOEL

Het vergelijken van de klinische kenmerken van patiënten met tic-gerelateerde (OCD+tics) en niet-tic-gerelateerde OCD (OCD-tics).

Het beschrijven van de invloed van tics op het naturalistische beloop van de OCD-symptomen.

 

METHODEN

Binnen het cohort van de Nederlandse OCD Associatie (NOCDA), een cohort van 414 patiënten dat gevolgd wordt over 8 jaar in de tijd, werd een OCD+tics-groep geïdentificeerd die in het heden tics hebben of deze in het verleden hebben gehad. Demografische en klinische variabelen op baseline werden vergeleken tussen de groepen. Het beloop over 2 jaar werd getoetst met een covariantie-analyse met als uitkomstmaat de Yale-Brown Obsessive-Compulsive Scale (Y-BOCS) ernstscore, gecorrigeerd voor de Y-BOCS-score op baseline.

 

RESULTATEN

301 (73%) patiënten hadden nooit tics gehad en 113 (27%) hadden ooit of momenteel tics. De groepen verschilden niet qua leeftijd. Er waren meer mannen in de OCD+tics-groep (trend significantie; p=0.08). De OCD+tics-groep was lager opgeleid (p=0.001). De OCD-tics-groep verschilde niet van de OCS+tics-groep wat betreft angstige en depressieve klachten of Y-BOCS-ernstscores. Bij de OCD+tics-groep begon de ziekte op jongere leeftijd (gemiddeld bij 14.5 jaar vs. 16.6 jaar bij OCD-tics p=0.02), was er sprake van meer symptomen van ADHD (p<0.001) en meer symmetrie/precisiegedrag dan in de OCD-tics-groep (p=0.001). Van 306 (73%) proefpersonen zijn follow-updata beschikbaar. Voorlopige resultaten laten een afname op de Y-BOCS-ernstscore zien van respectievelijk 4.7 en 3.1 punt voor de OCD-tics- en OCD+tics-groep, maar dit verschilde niet significant (p=0.17), ook niet na correctie voor Y-BOCS-score op baseline.

 

DISCUSSIE

De kenmerken van de OCD+tics-groep vertonen overeenkomsten met eerdere studies; meer mannen, vroeger ziektebegin, meer symmetrie/precisiegedrag. De groepen verschilden niet qua ziekte-ernst, maar in de OCD+tics-groep kwamen meer ADHD-symptomen voor en deze groep was lager opgeleid. Mogelijk hangt lagere opleiding samen met onderprestatie door ADHD-symptomen. Deze data suggereren dat de eerder beschreven associatie van OCD met ADHD-symptomen wordt gedreven door het tic-gerelateerde subtype van OCD. Voor zover ons bekend, is dit de eerste studie die aantoont dat de aanwezigheid van tics weinig invloed heeft op het beloop van OCD.