S16.4 Associatie tussen verlaagde dopaminetransporterbeschikbaarheid, verminderde impulscontrole en de ontwikkeling van impulscontrolestoornissen bij de ziekte van Parkinson
Vriend, C., Gerrits, N.J.H.M., Werf, Y.D. van der, Raijmakers, P., Berendse, H.W., Heuvel, O.A. van den
Voorzitter(s): O.A. van den Heuvel
Locatie(s): Zaal 02/03
Categorie(ën):
ACHTERGROND
Impulscontrolestoornissen (ICS) worden gekarakteriseerd door het onvermogen bepaalde impulsen te onderdrukken. Het risico op het ontwikkelen van deze stoornissen bij de ziekte van Parkinson (ZvP) lijkt afhankelijk van een interactie tussen een individuele predispositie en dopaminerge medicatie. Tot dusver zijn er echter nog geen neurobiologische risicofactoren geïdentificeerd.
DOEL
Verkrijgen van meer inzicht in de pathofysiologie van ICS in de ZvP door twee studies naar het neurobiologisch substraat van (1) impulscontrole en (2) de ontwikkeling van ICS-symptomen na het starten van dopaminerge medicatie.
METHODEN
fMRI-studie bij 21 medicatie-naïeve parkinsonpatiënten en 37 gezonde controlepersonen. Deelnemers voerden een stop-signaaltaak uit, een veelgebruikte operationalisatie van impulscontrole. 15 parkinsonpatiënten ondergingen daarnaast een SPECT-scan om striatale dopaminetransporter-beschikbaarheid (DaT-beschikbaarheid) te meten.
Bij 31 medicatie-naïeve parkinsonpatiënten werd bij baseline een DaT SPECT-scan gemaakt en vervolgens werd retrospectief onderzocht of zij ICS-symptomen ontwikkelden na het starten van dopaminerge medicatie.
RESULTATEN
Parkinsonpatiënten waren minder goed in staat hun responsen te onderdrukken dan gezonde controlepersonen. Zij vertoonden minder activiteit in het respons-inhibitienetwerk, waaronder de inferior frontal gyrus (IFG). Inhibitie-gerelateerde activiteit in de IFG correleerde negatief met de ernst van de motorische symptomen en positief met DaT-beschikbaarheid in de nucleus caudatus.
11 van de 32 parkinsonpatiënten ontwikkelden ICS-symptomen in de periode na het starten van dopaminerge medicatie. Deze patiënten hadden bij baseline een lagere rechtszijdige striatale DaT-beschikbaarheid dan parkinsonpatiënten zonder ICS-symptomen. DaT-beschikbaarheid correleerde negatief met de ernst van de symptomen.
CONCLUSIES
Deze studies suggereren dat afwijkingen in impulscontrole al evident zijn vóór het starten van dopaminerge medicatie, en samengaan met verlaagde activatie van het inhibitie-netwerk. Striatale DaT-beschikbaarheid lijkt van belang bij adequate impulscontrole en bij de ontwikkeling van ICS-symptomen na het starten van dopaminerge medicatie. DaT SPECT-scans zouden in de toekomst mogelijk een rol kunnen spelen bij de preventie van ICS.
- Over Vriend, C.
- Over Gerrits, N.J.H.M.
- Over Werf, Y.D. van der
- Over Raijmakers, P.
- Over Berendse, H.W.
- Over Heuvel, O.A. van den