Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVVP VJC 2014

woensdag 9 april 2014 17:52 - 18:14

S20.2 Suïcides tussen 1999 en 2013 in de Haagse ggz. Zijn er verschillen gerelateerd aan de sekse?

Leezer, Y.M., Bueno de Mesguita, J.M., Winter, R.F.P. de

Voorzitter(s): R.F.P. de Winter

Locatie(s): Auditorium 1

Categorie(ën):

ACHTERGROND

Bij eerder onderzoek naar de patiënten die in zorg waren bij de Parnassia Groep en suïcide pleegden tussen 1999 en 2013, bleek dat de geslachtratio verschilt van die in de algemene suïcidepopulatie. Daarom willen we inzicht verkrijgen in de karakteristieken van deze patiëntenpopulatie.

 

DOEL

Doel van het huidige onderzoek is om voor beide seksen een profiel op te stellen gebaseerd op klinische gegevens en socio-demografische kenmerken.

 

METHODE

Retrospectief dossieronderzoek naar 314 suïciderapporten van patiënten in zorg bij de Parnassia Groep regio Den Haag. Het betreft suïcides in de periode van 1 januari 1999 tot 1 januari 2013. De geïncludeerde suïciderapporten werden conform de eisen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg opgemaakt, geregistreerd en gearchiveerd.

 

RESULTATEN

De verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen die suïcide pleegden, is 1,5:1. In vergelijking met vrouwen kwam bij mannen 2 keer zo vaak alcoholmisbruik (p=0.002) en 2 keer zo vaak drugsmisbruik voor (p=0.003). Bij vrouwen werd 3 keer zo vaak een cluster B-persoonlijkheidsstoornis vastgesteld (p < 0.001). In het jaar voorafgaand aan de suïcide waren vrouwen vaker opgenomen (p=0.026). De gemiddelde duur dat mannen in zorg waren (11 jaar), was korter dan bij vrouwen (14 jaar; p=0.007). Vrouwen ondernamen vaker een tentamen suïcide (71%) dan mannen (53%; p=0.001). Vrouwen waren vaker gescheiden of weduwe (p=0.001). Mannen kampten 2 keer vaker met werkgerelateerde problemen (p< 0.001), 2 keer vaker met woonproblemen (p=0.030) en 3 keer vaker met problemen met justitie (p=0.038). Vrouwen meldden daarentegen ruim 2 keer zo vaak fysieke mishandeling (p=0.004), ruim 7 keer zo vaak seksueel misbruik (p<0,001) en bijna anderhalf keer zo vaak affectieve verwaarlozing (p=0.003).

 

CONCLUSIE

De karakteristieken van patiënten die zich suïcideerden, verschilden substantieel tussen beide seksen. Bij het inschatten van het suïciderisico in de psychiatrische praktijk verdient het de voorkeur rekening te houden met verschillende geslachtsgebonden risicoprofielen, zodat risicotaxatie en noodzakelijke zorg hierop afgestemd kunnen worden.