Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVVP VJC 2014

woensdag 9 april 2014 17:30 - 17:48

S21.1 Post mortem onderzoek bij de obsessief-compulsieve stoornis

Vulink, N.C.

Voorzitter(s): S.J.M.C. Palmen

Locatie(s): Auditorium 2

Categorie(ën):

ACHTERGROND

Beeldvormend onderzoek van de hersenen bij patiënten met een obsessief-compulsieve stoornis (OCS) heeft ons veel inzicht gegeven in de pathofysiologie van OCS. Een terugkerende kernafwijking die gevonden wordt, is een hyperactiviteit van het cortico-striatale circuit, hetgeen samen lijkt te hangen met de continue obsessies en het zich gedwongen voelen allerlei zinloze handelingen te herhalen. Ook diermodellen hebben een aanzienlijke bijdrage geleverd aan ons begrip van OCS. Tot op heden hebben we wereldwijd bij slechts één brein van een OCS-patiënt post mortem onderzoek kunnen verrichten.

 

DOEL

Een overzicht geven van de bevindingen en de beperkingen van diermodellen en beeldvormend onderzoek bij OCS, om op die manier de noodzaak voor post mortem onderzoek bij OCS te onderbouwen.

 

METHODEN

Overzicht bieden van grotendeels ons eigen dieronderzoek en beeldvormend onderzoek van de hersenen bij OCS, en bespreking van de resultaten van het eerste brein van een patiënt met OCS dat we post mortem hebben onderzocht.

 

RESULTATEN

Beeldvormend onderzoek bij OCS laat bij herhaling betrokkenheid zien van het orbitofronto-striatale circuit. Er is sprake van een verhoogde connectiviteit tussen striatum en cortex, waarbij symptoomdimensies een rol lijken te spelen. Recent onderzoek laat ook de betrokkenheid van de anterior cingulate cortex, insula en executieve circuits zien.

Bij dieren zijn gedragsmodellen, farmacologische modellen en genetische modellen ontwikkeld om het compulsieve gedrag kwalitatief en kwantitatief in kaart te brengen. Ieder muismodel laat belangrijke aspecten van OCS zien, maar het is onmogelijk om alle aspecten van menselijke OCS in een dier tot uiting te brengen.

 

CONCLUSIE

Beeldvormend onderzoek van de hersenen en diermodellen voor compulsief gedrag hebben onze kennis in de pathofysiologie van OCS vergroot. Desalniettemin hebben beide onderzoeksmethoden tekortkomingen; het is noodzakelijk om post mortem hersenonderzoek te doen om op niveau van cellen en synapsen de hersenafwijkingen van patiënten met OCS nog nauwkeuriger te kunnen onderzoeken.