Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVVP VJC 2014

woensdag 9 april 2014 17:30 - 17:52

S25.1 Hoe langer we wachten, hoe meer we zien: een longitudinaal perspectief op de effecten van vroege stress

Oldehinkel, A.J., Ormel, J.

Voorzitter(s): G.J. Hendriks

Locatie(s): Pieter Baan

Categorie(ën):

ACHTERGROND

Vele studies hebben laten zien dat blootstelling aan stressvolle ervaringen in de vroege jeugd de kans op psychische problemen in het latere leven vergroot. Dat een dergelijke samenhang bestaat, vertelt ons echter niet veel over de keten aan intermediaire factoren die de vroege stress en latere problemen met elkaar verbindt.

 

DOEL

Onderzoeken wat de effecten zijn van vroege stressvolle ervaringen, en mogelijke fluctuaties daarin over de tijd, op het ontstaan van gedragsstoornissen, depressieve stoornissen en angststoornissen.

 

METHODEN

De steekproef bestond uit 1.584 deelnemers van de prospectieve bevolkingsstudie TRAILS, waarin een groot aantal jongeren uit Noord-Nederland is gevolgd gedurende de hele adolescentie. Vroege blootstelling aan stressvolle ervaringen werd gemeten met zowel subjectieve schattingen door ouder en kind van de globale hoeveelheid stress, als op basis van een aantal concrete gebeurtenissen. Met behulp van de CIDI werden op ca. 19-jarige leeftijd de prevalenties bepaald van psychiatrische stoornissen en de leeftijd van ontstaan. Met Cox-regressiemodellen werd het effect geschat van vroege stressvolle ervaringen op het risico om een stoornis te ontwikkelen in de kindertijd (0-11 jaar), vroege adolescentie (12-15 jaar) en midden en late adolescentie (16-19 jaar).

 

RESULTATEN

Vroege blootstelling aan stressoren vergrootte de kans op het ontstaan van gedragsstoornissen in de kindertijd; de effecten namen geleidelijk af over de tijd tot vrijwel nul in de late adolescentie. Voor depressieve stoornissen vonden we de sterkste samenhang met stoornissen die in de vroege adolescentie begonnen. Het ontstaan van angststoornissen hing alleen samen met subjectief ervaren stress; het hiermee gepaard gaande verhoogde risico was constant over de tijd.

 

CONCLUSIE

Gedrags-, depressieve en angststoornissen vertonen elk een ander, uniek patroon van samenhang met vroege stressvolle ervaringen. Verder doen onze bevindingen vermoeden dat angststoornissen, in tegenstelling tot gedrags- en depressieve stoornissen, eerder voortvloeien uit een verhoogde gevoeligheid voor stressvolle gebeurtenissen dan uit die gebeurtenissen zelf.