Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVVP VJC 2014

woensdag 9 april 2014 17:30 - 17:48

S26.1 Incidentie van psychische aandoeningen en determinanten daarvan in de algemene bevolking. Resultaten van NEMESIS-2

Graaf, R. de, Have, M. ten, Tuithof, M., Dorsselaer, S. van

Voorzitter(s): J. Spijker

Locatie(s): Zaal 04/05

Categorie(ën):

ACHTERGROND

Het aantal algemene bevolkingsstudies naar het ontstaan van psychische aandoeningen is wereldwijd schaars.

 

DOEL

Gedurende drie jaar bepalen hoeveel nieuwe gevallen van in de DSM-IV benoemde stemmings-, angst- en middelenstoornissen voor het eerst ontstaan, en wat daarvan determinanten zijn.

 

METHODEN

Data van de eerste twee metingen van NEMESIS-2 (november 2007-juli 2009; november 2010-juni 2012) onder 5.303 respondenten bij wie de Composite International Diagnostic Interview 3.0 werd afgenomen.

 

RESULTATEN

De incidentie van enigerlei aandoening tussen beide meetmomenten was 8,86 procent, dat wil zeggen 3,09 nieuwe gevallen per 100 persoonsjaren. De incidentie was het hoogst voor de hoofdgroepen angststoornis (1,69 per 100 persoonsjaren) en stemmingsstoornis (1,65), gevolgd door middelenstoornis (0,97). De meest voorkomende afzonderlijke aandoeningen waren depressie (1,58), specifieke fobie (0,79) en alcoholmisbruik (0,73). Vrouwen hadden een hogere incidentie van stemmings- en angststoornis en mannen van middelenstoornis. Jongere leeftijd hing samen met alle stoornis-categorieën. Lager opleidingsniveau en lager inkomen waren geassocieerd met incidente stemmings- en middelenstoornis. Een lichamelijke aandoening verhoogde de kans op een angststoornis. Veranderingen in demografie – zoals niet langer met een partner leven, geen werk meer hebben, afname in huishoudinkomen, en een nieuw ontstane lichamelijke aandoening – waren sterkere determinanten dan de corresponderende demografische variabelen. Zowel baseline angststoornis als baseline middelenstoornis voorspelde het latere ontstaan van een stemmingsstoornis. Incidente angststoornis werd voorspeld door een voorafgaande stemmings- en middelenstoornis; en incidente middelenstoornis werd voorspeld door ADHD in de volwassenheid.

 

CONCLUSIE

In de onderzochte periode van drie jaar blijken niet zelden bij deelnemers uit de Nederlandse bevolking voor het eerst psychische aandoeningen te zijn ontstaan. De onderzochte determinanten van incidentie – zoals overlijden van de partner of scheiding meemaken, werk verliezen, beduidende teruggang in huishoudinkomen, en voor het eerst een lichamelijke aandoening krijgen – bieden aanknopingspunten voor preventieactiviteiten.

In het licht van de huidige economische crisis zijn deze bevindingen van belang: bij toenemende werkloosheid en substantiële daling van huishoudinkomens is een toename van psychische aandoeningen te verwachten. Onze studie laat ook zien dat preventie van psychiatrische comorbiditeit van belang is omdat het risico op secundaire aandoeningen hoog is.

 

LITERATUURVERWIJZING

Graaf, R. de, M. ten Have, M. Tuithof & S. van Dorsselaer (2013). First-incidence of DSM-IV mood, anxiety and substance use disorders and its determinants: results from the Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study-2. Journal of Affective Disorders 149: 100-107.

Graaf, R. de, M. ten Have, M. Tuithof & S. van Dorsselaer (2012). Incidentie van psychische aandoeningen. Opzet en eerste resultaten van de tweede meting van de studie NEMESIS-2. Utrecht, Trimbos-instituut.