Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVVP VJC 2014

donderdag 10 april 2014 15:52 - 16:14

S37.2 Predictoren en correlaten van antipsychotica- en stimulantiagebruik bij kinderen met autismespectrumstoornissen: een zeven jaars follow-upstudie

Eussen, M.L.J.M., Blondelle- Brüggeman, M., Louwerse, A., Gool, A.R. van, Verhulst, F.C., Greaves-Lord, K.

Voorzitter(s): F.C Verhulst

Locatie(s): Auditorium 1

Categorie(ën):

ACHTERGROND

Psychofarmaca hebben geen wezenlijke invloed op kernsymptomen van autismespectrumstoornissen (ASS), maar wel op comorbide symptomen als onrust, agressie, stereotypieën. In weerwil van zwakke empirische onderbouwing voor psychofarmaca worden deze middelen bij ca. 40 procent van de kinderen met ASS ingezet. Over langetermijneffecten is echter weinig bekend.

 

DOEL

In een zeven jaar durende follow-upstudie onderzoeken welke gedragskenmerken later antipsychotica- of stimulantiagebruik voorspellen. Daarbij nagaan of het cognitief functioneren, namelijk het IQ, beïnvloed werd door langdurige toediening van antipsychotica. Vervolgens in kaart brengen welke veranderingen van symptoomprofielen van kernsymptomen en comorbide symptomen er over de tijd  optreden bij de kinderen met en zonder medicatie.

 

METHODEN

Op T1 werden bij 142 kinderen met ASS kernsymptomen in kaart gebracht met de Autism Diagnostic Observation Schedule (ADOS), comorbide symptomen met de Child Behavior Checklist (CBCL), denkstoornissen met de Kiddie Formal Thought Disorder Scale (KFTDS), en het IQ werd gemeten. Op T2, zeven jaar later, vond herhaling plaats van deze gedragsschalen (behalve KFTDS), evenals de vaststelling van antipsychotica- of stimulantiagebruik.

 

RESULTATEN

In een binaire logistische regressieanalyse werd antipsychoticagebruik op T2 alleen zwak voorspeld door onlogisch denken op T1 (p=.03; ?R2 =.06). In de groepen met en zonder antipsychotica nam het IQ in gelijke mate toe over een periode van 7 jaar. Aanwijzingen voor IQ-verval door antipsychotica ontbraken (geen antipsychotica: ? IQ T2-TI: 6.6; antipsychotica: ? IQ T2-TI: 6.8. F(1,102)=.09; p=.93, N.S.). Met repeated measures werden tussen T1 en T2 geen significante verschillen gevonden in afname of toename van symptomen tussen de groepen met of zonder medicatie.

 

CONCLUSIES

Later antipsychotica- of stimulantiagebruik bij kinderen met ASS lijkt niet al jaren van tevoren aan de hand van symptomen te voorspellen. Aanwijzingen ontbreken voor achteruitgang van de cognitie door antipsychotica, gemeten met de relatief grove maat IQ. Eventuele eerdere verbetering door medicatie was na zeven jaar niet meer statistisch aantoonbaar.