Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVVP VJC 2014

donderdag 10 april 2014 16:36 - 17:00

S37.4 Hersenontwikkeling van kinderen: de rol van maternale schildklierfunctie in de zwangerschap

Tiemeier, H., Ghassabian, A., Verhulst, F.C.

Voorzitter(s): F.C Verhulst

Locatie(s): Auditorium 1

Categorie(ën):

ACHTERGROND

Tijdens de zwangerschap is een goede schildklierfunctie van de moeder van groot belang voor de hersenontwikkeling van de foetus omdat het schildklierhormoon de neuronale differentiatie en migratie aanstuurt. Bovendien maakt de foetus zelf lange tijd geen schildklierhormoon aan.

 

DOEL

In de prospectieve Generation R Studie onderzochten wij in een serie van studies bij 5.100 kinderen de relatie tussen maternale schildklierfunctie in het eerste trimester en foetale hoofdgroei, intelligentie en taalontwikkeling, risico op autisme en hersenontwikkeling op schoolleeftijd.

 

METHODEN

De FT4- en TSH-waarden in het bloed werden bepaald en de jodiumspiegels in urine werden gemeten. Hypothyroxinemia werd gedefinieerd als een FT4-tekort met normale TSH-spiegels. Gedrag en taalontwikkeling van de kinderen werden gemeten met gevalideerde vragenlijsten, de intelligentie van de kinderen werd op 6-jarige leeftijd getest, de hoofdgroei en hersenontwikkeling werden met prenatale echo en kind-MRI bepaald.

 

RESULTATEN

Ernstige maternale hypothyroxinemia verhoogt het risico op autistische problemen sterk (OR: 3.89, 95%CI: 1.83-8.20, p< 0.001). Dit effect is onafhankelijk van het lagere IQ van kinderen die waren blootgesteld aan dit subklinische schildklierprobleem van de moeder. Het hoofd van het kind laat vanaf het begin van de zwangerschap een overgroei zien, die op 6-jarige leeftijd nog steeds zichtbaar is in het cerebellum.

 

CONCLUSIE

Wij vonden zeer consistente effecten van de maternale schildklierfunctie tijdens de zwangerschap op de hersenontwikkeling van het kind, die door dierexperimentele en klinische studies worden bevestigd. Deze studies kunnen geen causaal verband aantonen, maar kunnen aanleiding zijn voor grootschalige trials bij zwangere vrouwen om mogelijke preventieve interventies te testen.