Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVVP VJC 2014

donderdag 10 april 2014 15:30 - 15:45

S39.1 De betekenis van motivatie voor top-ggz-zorg bij eetstoornissen

Elburg, A.A. van, Danner, U.N.

Voorzitter(s): A.A. van Elburg

Locatie(s): Pieter Baan

Categorie(ën):

ACHTERGROND

Motivatie is een belangrijk criterium in de behandeling van mensen met een eetstoornis en tevens een van de struikelblokken waar behandelaars mee aan de slag moeten. De Stichting TopGGz heeft een onderzoek opgezet in samenwerking met het institute for Medical Technology Assessment (iMTA) en 4 instellingen, waarvan 2 voor eetstoornissen. Hierin wordt onderzocht of met behulp van een screeningsvragenlijst bij intake kan worden vastgesteld of een patiënt tweede- dan wel derdelijnszorg behoeft.

 

DOEL

Beoordelen wat het belang van motivatie is om de zorgbehoefte te bepalen bij intake van patiënten met een eetstoornis.

 

METHODEN

Bij intake werd van kinderen, jeugdigen en volwassenen een vragenlijst ingevuld, op grond waarvan werd bepaald of tweede- dan wel derdelijnszorg nodig was. Genoteerd werden onder meer de leeftijd van de patiënt,  deBMI, diagnose, of er eerdere behandeling had plaatsgevonden en de comorbiditeit.

 

RESULTATEN

Er werden 93 kinderen en jeugdigen en 125 volwassenen geïncludeerd, van wie er respectievelijk 78 en 91 derdelijnszorg behoefden. De groepen die derdelijnszorg behoefden, hadden een gemiddelde leeftijd van respectievelijk 14,9 en 27,9 jaar en qua diagnose bestonden ze grofweg voor de helft uit anorexia nervosa en de andere helft uit Eetstoornis NAO, terwijl een klein deel (2 respectievelijk 7 patiënten) boulimia nervosa had. Een op de drie kinderen en jeugdigen had een motivatieprobleem, zowel bij de derde- als bij de tweedelijnszorgbehoeftigen. Bij de volwassenen lag deze verhouding iets gunstiger, namelijk een op zes (niet top-ggz) tot een op twaalf (wel top-ggz).

 

CONCLUSIE

Bij aanmelding zijn patiënten meestal gemotiveerd voor behandeling, of ze nu tweede- of derdelijnszorg nodig hebben, waarbij jongeren het slechter doen dan volwassenen. Vragen naar motivatie levert in de praktijk sociaal wenselijke doch weinig bruikbare antwoorden op; patiënten ervaren bij het starten en het vervolgen van hun behandeling dikwijls grote motivatieproblemen.