Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVVP VJC 2014

vrijdag 11 april 2014 10:48 - 11:06

S58.2 Psychofarmaca, motivatie en seksueel functioneren in de klinische praktijk

Boer, M.K. de

Voorzitter(s): H. Knegtering

Locatie(s): Johannes Ramaer

Categorie(ën):

ACHTERGROND

Seksuele functiestoornissen bij gebruik van psychofarmaca hebben een negatief effect op de kwaliteit van leven en op de therapietrouw van patiënten. Er zijn grote verschillen tussen psychofarmaca wat betreft het optreden van seksuele functiestoornissen. Door psychofarmaca onderling te vergelijken kan inzicht worden verkregen in de belangrijkste werkingsmechanismen bij seksuele functiestoornissen.

 

DOEL

Een overzicht geven van diverse aspecten van seksuele functiestoornissen bij gebruik van psychofarmaca, met nadruk op antipsychotica en antidepressiva.

 

RESULTATEN

Bij gebruik van antipsychotica rapporteert 16 tot 60 procent van de patiënten seksuele functiestoornissen, bij antidepressiva 25 tot 80 procent. Bij antipsychotica leiden een hoge mate van dopamineblokkade en prolactineverhoging tot meer seksuele functiestoornissen. Bij antidepressiva zullen selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s), tricyclische antidepressiva (TCA’s) en overige antidepressiva worden besproken. Serotonine-agonisten veroorzaken vaak orgasmestoornissen. Bij gezonde proefpersonen die psychofarmaca gebruiken, komen seksuele functiestoornissen minder vaak voor dan bij patiënten met een psychotische stoornis of een stemmingsstoornis.

 

CONCLUSIE

Er zijn grote verschillen in het optreden van seksuele functiestoornissen bij psychofarmaca, samenhangend met onder andere de invloed op het dopaminesysteem, prolactineverhoging en het serotonine- en noradrenalinesysteem. Inzicht in psychofarmacologische mechanismen biedt mogelijkheden om farmaca rationeel voor te schrijven, rekening houdend met seksueel (dis)functioneren. Mogelijk biedt het ook inzichten voor de behandeling van negatieve symptomen en anhedonie.