S63.1 Een theorie van de graduele dopamineovergevoeligheid
Willems, A.E., Tenback, D.E., Bakker, P.R., Harten, P.N. van
Voorzitter(s): P.M. van Harten
Locatie(s): Pieter Baan
Categorie(ën):
ACHTERGROND
De dopaminetheorie werd bijna dertig jaar geleden ontwikkeld. Deze theorie is gebaseerd op de waarneming dat stoffen die dopamine doen toenemen, tot positieve symptomen leiden of deze versterken, en dat het blokkeren van dopaminereceptoren positieve symptomen juist vermindert.
DOEL
Een verfijning van de dopaminehypothese: i) bewegingsstoornissen zijn een van de kernsymptomen van schizofrenie en mogelijke markers voor het verloop van de ziekte, en ii) geleidelijk toenemende dopaminereceptorgevoeligheid is een marker voor de ernst en het verloop van schizofrenie .
METHODEN
Literatuuronderzoek en eigen studies.
RESULTATEN
Bewegingsstoornissen zijn, naast bijwerkingen van antipsychotica, mogelijk ook pathofysiologische markers voor schizofrenie. Eerdere publicaties wezen al op een pandopaminerge betrokkenheid bij dyskinesie, met een dosis-responsrelatie tussen ongewenste nevenwerkingen als vertegenwoordigers van de verschillende dopaminebanen en dyskinesie-incidentie. Dit suggereert een pandopaminerg pathofysiologisch substraat voor psychose.
CONCLUSIE
We veronderstellen dat de combinatie van dopamine-supersensitiviteit en omgevingsfactoren (waaronder antipsychotica) het risico bepaalt voor het ontwikkelen, de ernst en de persistentie van bewegingsstoornissen. Dit heeft klinische implicaties, onder meer voor de keuze van het antipsychoticum.
LITERATUURVERWIJZING
Tenback DE, van Harten PN. Epidemiology and risk factors for (tardive) dyskinesia. Int Rev Neurobiol. 2011;98:211-30.
Koning JP, Tenback DE, Kahn RS, Vollema MG, Cahn W, van Harten PN. Movement disorders are associated with schizotypy in unaffected siblings of patients with non-affective psychosis. Psychol Med. 2011 Oct;41(10):2141-7.