S22.3 Negatieve symptomen bij schizofrenie: welke psychosociale interventies zijn effectief?
Castelein, S., Knegtering, H.
Voorzitter(s): H. Knegtering
Locatie(s): Zaal 04/05
Categorie(ën):
ACHTERGROND
De farmacologische en fysieke behandeling van negatieve symptomen bij schizofrenie is breed onderzocht. Er is bekend dat deze behandelingen een beperkt effect hebben op negatieve symptomen. De rol die psychosociale interventies kunnen spelen, is minder vaak onderzocht.
DOEL
Het effect onderzoeken van psychosociale interventies op negatieve symptomen bij schizofrenie.
METHODEN
Een systematisch literatuuronderzoek werd uitgevoerd naar het effect van psychosociale interventies op negatieve symptomen. Er werd gezocht in Medline, EMBASE en Cinahl (periode 1990-2012). Studies die effecten (positieve, negatieve of geen effecten) op negatieve symptomen rapporteerden, werden opgenomen. Resultaten werden conform de EBRO-methode ingedeeld op niveau van bewijs: niveau 1 staat voor 2 of meer gerandomiseerde gecontroleerde studies (RCT’s), niveau 2 voor 1 RCT en niveau 3 voor een niet-gecontroleerde studie of een RCT van lage kwaliteit.
RESULTATEN
Cognitieve gedragstherapie (CGT) liet een verbetering van negatieve symptomen zien (klein effect) tot 2 jaar na afloop van behandeling (niveau 1) (12 RCT’s, n = 976). Lotgenotengroepen kunnen eveneens leiden tot een verbetering (klein effect) (niveau 2) (1 RCT, n=106, p=0.02). Psychomotorische (dans) therapie (niveau 2) kan negatieve symptomen verbeteren tot 4 maanden na behandeling. Beeldende therapie (niveau 3), dramatherapie (niveau 3), sociale vaardigheidstraining (niveau 2) en muziektherapie (niveau 2) kunnen negatieve symptomen verbeteren (alle kleine effecten). Cognitieve remediatie (niveau 2), gezinsinterventies (niveau 1) en ergotherapie (niveau 3) laten geen verbetering zien van negatieve symptomen.
CONCLUSIE
De effecten van psychosociale interventies op negatieve symptomen zijn aanwezig, net als bij de medicamenteuze en fysieke behandeling, maar de effectgroottes zijn klein. Studies met een hoger niveau van bewijs – met als primaire uitkomstmaat negatieve symptomen – zijn nodig.