Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVVP VJC 2014

vrijdag 11 april 2014 12:45 - 13:15

P73 Zelfrapportage van zelfbeschadigend gedrag bij adolescenten. Hoe een vragenlijst een schaamtevol onderwerp eerder aan het licht kan brengen

Boon, A.E., Hauber, K.

Locatie(s): ExpoFoyer

Categorie(ën):

ACHTERGROND

Zelfbeschadigend gedrag is een bekend verschijnsel bij adolescenten met psychiatrische problematiek. In sommige gevallen is het evident, maar niet altijd is dit gedrag duidelijk voor de behandelaar. Bestaande vragenlijsten geven nauwelijks een beeld van deze symptomen en geven nog minder duidelijkheid over de motieven die aan dit gedrag ten grondslag liggen. Daarom is er behoefte aan een korte vragenlijst, die bij herhaalde metingen kan worden afgenomen, zodat er een beeld ontstaat van het vóórkomen van het zelfbeschadigend gedrag, de motieven die eraan ten grondslag liggen en de veranderingen in deze symptomen gedurende de behandeling.

 

DOEL

Het ontwikkelen van een zelfrapportage-instrument om zelfbeschadigend gedrag in kaart te brengen.

 

METHODEN

De Vragenlijst Zelfbeschadigend Gedrag (VZG) (Hauber en Boon, 2007) is afgenomen bij 81 patiënten van de Albatros, de afdeling voor (dag)klinische psychotherapie voor adolescenten met persoonlijkheidsproblematiek en trauma van De Jutters, centrum voor jeugd-ggz Haaglanden. Om te toetsen hoe betrouwbaar de informatie van de VZG is, zijn de resultaten van deze zelfrapportage vergeleken met de meldingen van zelfbeschadigend gedrag in de afdelingsrapportages. De antwoorden op de open vragen over de redenen die de patiënten hebben voor hun zelfbeschadiging zijn gecategoriseerd, en het verloop van het gedrag gedurende de behandeling is onderzocht.

De afdelingsrapportages zijn onderzocht middels een inhoudsanalyse door twee onafhankelijke beoordelaars.

 

RESULTATEN

De gegevens uit de afdelingsrapportage komen in twee derde van de gevallen overeen met de door de patiënten gegeven antwoorden. Als er volgens de afdelingsrapportage sprake was van zelfbeschadigend gedrag, terwijl de patiënt daarvan geen melding deed, was er meestal ook een alternatieve verklaring mogelijk. Bij een derde van de patiënten die aangaven aan zelfbeschadiging te doen, was daarover geen verslag gedaan in de afdelingsrapportage. Een vergelijking van de begin- en eindmetingen met de VZG laat zien dat er een significante daling van zelfbeschadigend gedrag optreedt gedurende de behandeling.

 

CONCLUSIE

Zelfbeschadigend gedrag is goed in kaart te brengen met behulp van de VZG. In twee derde van de gevallen is er overeenstemming tussen de rapportage van de behandelaars en de patiënten. Als deze overeenstemming ontbreekt, is er in de meeste gevallen sprake van zelfbeschadiging die door de behandelaar niet en door de patiënt zelf wel is gemeld.