Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVVP VJC 2014

vrijdag 11 april 2014 12:45 - 13:15

P79 Pilotstudie naar de inzet van risicotaxatie-intrumenten in de kinder- en jeugdpsychiatrie

Koster, M.I.M.E., Gool, A.R. van, Eussen, M.L.J.M.

Locatie(s): ExpoFoyer

Categorie(ën):

ACHTERGROND

Jaarlijks worden 119.000 kinderen het slachtoffer van mishandeling (1). Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) deed in 2010 18.076 onderzoeken naar kindermishandeling (2). Dit betekent dat er nog altijd veel gevallen van kindermishandeling niet gesignaleerd worden.

De nieuwe meldcode kindermishandeling, ingevoerd in juli 2013, verplicht tot een inventarisatie en afweging van risicofactoren en beschermende factoren voor kindermishandeling (3). Het ligt voor de hand om dit gestructureerd en met een gevalideerd instrument te doen. De vraag is met welk instrument?

Na afweging (onder meer ten opzichte van de classificatie volgens Baeten en het ‘differential susceptibility’-model van Belsky is gekozen om praktijkervaring op te doen met de LIRIK (4) en de CARE-NL (5).

 

DOEL

Een eerste indruk vormen van de praktische toepasbaarheid van twee gestructureerde risicotaxatie-instrumenten voor kindermishandeling.

 

METHODEN

Inventarisatie in een ggz-instelling, afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie, hoe hulpverleners de LIRIK en de CARE-NL beoordelen. Bij 5 intakers zijn totaal 30 vragenlijsten uitgezet (15 LIRIK, 15 CARE-NL). Na een intake vulden zij een van de twee risicotaxatie-instrumenten in, en beantwoordden ze een aantal vragen over onder meer tijdsinvestering, ondersteuning bij inschatting van het risico, positieve en negatieve punten en mogelijke beïnvloeding van de intaker of het intakegesprek.

 

RESULTATEN

Tot op heden zijn 20 van de 30 vragenlijsten geretourneerd (67 procent). Wat betreft het oordeel over mogelijk aanwezig risico, en detijdsinvestering blijken de intakers de instrumenten positief te waarderen. De intakers lijken zich zelf niet sterk beïnvloed te voelen door het risicotaxatie-instrument. Wel voorzien zij beïnvloeding van de therapeutische relatie indien het risicotaxatie-instrument gezamenlijk zou worden ingevuld. De intakers achten beide instrumenten bruikbaar.

Een aantal items kon door de intakers niet worden ingevuld binnen de huidige werkwijze. Er was met name uitval rondom de items die betrekking hebben op de eigen voorgeschiedenis van ouders.

 

CONCLUSIE

Intakers beoordelen beide risicotaxatie-instrumenten als potentieel nuttig in de dagelijkse praktijk. Vervolgonderzoek dient zich te richten op de daadwerkelijke invoering: met name de werkwijze bij de intake en beïnvloeding van de therapeutische relatie verdienen aandacht.

 

LITERATUURVERWIJZING

  1. Alink, L., Van IJzerdoorn, M.H., Bakkeremans-Kranenburg, M., Pannebakker, F., Vogels, T., Euser, E.M. (2010). Kindermishandeling in Nederland Anno 2010: De Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van Kinderen en Jeugdigen (NPM)
  2. AMK-registratie 2010
  3. KNMG (2008). Artsen en kindermishandeling: meldcode en stappenplan. Te downloaden op http://www.knmg.nl/publicaties
  4. Licht instrument Risicotaxatie kindveiligheid (LIRIK) te downloaden op http://www.nji.nl
  5. Ruiter, C. de, & de Jong E.M. (2005) CARE-NL Richtlijn voor gestructureerde beoordeling van het risico van kindermishandeling. Utrecht: Corine de Ruiter. Te verkrijgen via http://www.corinederuiter.eu